Koppel iedere tool met de HTTP Module van Make.com

Wat is Make.com?

Make.com ondersteunt meer dan 1800 geïntegreerde (native) apps en tools. Met Make kun je eenvoudig gegevens synchroniseren, meldingen automatiseren en complexe bedrijfsprocessen optimaliseren.

Hoewel Make een indrukwekkend aantal native apps biedt, zijn er momenten waarop je wilt werken met een tool die nog niet direct ondersteund wordt binnen het platform. Hier komt de kracht van de HTTP-module naar voren.

Wat is de HTTP Module?

De HTTP-module in Make.com is een fantastische optie waarmee je API-verzoeken kunt doen naar elke externe service die een REST-API ondersteunt. Hierdoor kun je integreren met alle moderne tools, zelfs als deze niet direct door Make.com worden ondersteund. Of je nu data wilt ophalen, bewerken of verzenden, de HTTP-module biedt de flexibiliteit die jij nodig hebt.

Hoe werkt de HTTP Module?

Met de HTTP-module in Make.com kun je gegevens versturen naar een API voor verschillende doeleinden, zoals het ophalen, bewerken of aanmaken van data. Deze verzoeken kunnen verschillende methoden gebruiken, zoals GET, POST, PUT en DELETE, afhankelijk van de gewenste actie.

In het onderstaande voorbeeld bespreken we hoe je een nieuwe transactie kunt aanmaken in Kiflo, een willekeurige tool die niet native integreert met Make, via een POST-request waarbij je een body toevoegt om de benodigde gegevens mee te sturen.

Stap 1: Selecteer de juiste HTTP Module

Begin met het selecteren van de juiste module voor je scenario. In de meeste gevallen kies je voor ‘Make a request’, waarmee je een HTTP-verzoek naar een endpoint kunt sturen. Dit biedt de maximale flexibiliteit.

Stap 2: Voeg de juiste URL toe

Voeg de API-endpoint URL in waar de transactie moet worden aangemaakt, in dit geval: ‘https://api.kiflo.com/v3/transactions’. Afhankelijk van wat je wilt automatiseren, kun je de verschillende endpoints vinden in de documentatie van de tool.

Stap 3: Selecteer de juiste methode

Kies de POST-methode, omdat deze wordt gebruikt voor het toevoegen van nieuwe gegevens aan de API. Ook deze informatie kun je vinden bij het gewenste endpoint in de documentatie.

Stap 4: Voeg de vereiste headers toe

Voeg een ‘Authorization’ header toe met de waarde Bearer [vul hier de API key in]. Dit zorgt ervoor dat je geautoriseerd bent om gegevens toe te voegen. Soms zijn er meer headers nodig. Dit kan per tool verschillen, dus lees altijd de documentatie goed door.

Stap 5: Voeg een body type toe

De gewenste gegevens stuur je mee in de body van het request. Selecteer ‘Raw’ als body type en kies ‘JSON (application/json)’ als content type, aangezien in dit geval de gegevens in JSON-formaat worden verzonden. Let op: het formaat van de body is zeer afhankelijk van de tool waarmee je integreert. In de meeste gevallen dien je voor het aanmaken en updaten een body toe te voegen. Bij het ophalen of verwijderen van informatie heb je vaak geen body nodig, maar zet je de gegevens in de parameters van de URL.

Stap 6: Body inhoud toevoegen

Vul de body in met de JSON-data die de details van de nieuwe transactie bevat, zoals de naam van de transactie, het bedrag, de valuta en gerelateerde klant- en partnerinformatie. Kijk hierbij weer goed naar de API-documentatie, zodat je weet welke structuur de body moet hebben.

Praktische Tips

Controleer de API-documentatie

Zorg ervoor dat je de documentatie van de API die je wilt gebruiken grondig leest. Dit helpt je te begrijpen welke endpoints beschikbaar zijn, welke gegevens je kunt versturen of ontvangen en welke headers of authenticatiemethoden vereist zijn. Dit is een voorbeeld van een API-documentatie: Kiflo API documentation.

Test je verzoeken

Voordat je je HTTP-module integreert in een complex scenario, test je verzoeken afzonderlijk met tools zoals Postman. Dit kan helpen om eventuele problemen met de API-instellingen of gegevensformaten te identificeren voordat je ze in je automatisering gebruikt.

Foutafhandeling

Niet elke API-respons is succesvol. Plan voor fouten door de HTTP-statuscodes te controleren die door de API worden teruggegeven en stel foutafhandelingslogica in je scenario’s in om hiermee om te gaan. Dit kan variëren van het opnieuw proberen van een verzoek tot het loggen van fouten voor verder onderzoek.

Gebruik van API-sleutels

Behandel API-sleutels als gevoelige informatie. Sla ze veilig op en deel ze niet openbaar. In Make.com kun je gebruik maken van beveiligde variabelen om API-sleutels veilig in te voeren en te gebruiken.

Rate Limiting

Sommige API’s hebben limieten op het aantal verzoeken dat je kunt doen binnen een bepaalde tijd. Controleer de rate limiting policies van de API die je gebruikt en plan je scenario’s dienovereenkomstig om onverwachte throttling of blokkeringen te voorkomen.

Documenteer je instellingen

Houd een logboek of documentatie bij van de instellingen en configuraties die je hebt gebruikt in je HTTP-modules. Dit helpt niet alleen bij toekomstige updates of wijzigingen, maar maakt het ook gemakkelijker om de module te onderhouden of problemen op te lossen.

Conclusie

De HTTP-module in Make.com is een fantastische optie wanneer je een tool wilt integreren die niet native ondersteund wordt. Waar andere automatiseringstools beperkt blijven tot integratie met aangesloten tools, zorgt de HTTP-module ervoor dat je al je automatiseringen op één platform kunt opzetten. Hoewel de implementatie een wat hogere leercurve heeft dan met de native integratie, hopen we dat je met deze informatie alles snel up and running hebt.